|
ALGEMEEN Voorpagina Bronnen Afkortingen ALLE VOOROUDERS Gesorteerd op nummer Gesorteerd op achternaam Gesorteerd op geboortepl. Gesorteerd op trouwpl. Gesorteerd op overl.pl. Analyse volledigheid PER GENERATIE Generatie I-VI Generatie VII-VIII Generatie IX Generatie X Generatie XI Generatie XII Generatie XIII Generatie XIV Generatie XV Generatie XVI-XVIIGeneratie XVIII-XXI Generatie XXII-XXIX Generatie XXX- WEERGAVE Standaard
BeknoptCONTACT Ruud Both Zwingelspaansedijk 4 4793 SH Zwingelspaan (gem. Moerdijk) tel: 06-41420880 stuur een e-mail BEHEER Inloggen Overzicht beschikbare kwartierstaten |
|
»» Zeilende schepen in sterke wind (Hendrick Maertens Sorgh, 1660, The Hermitage, St. Petersburg) |
♦ O.V. 1988, pag. 537-546; de achternaam van 't Oostende dankt de familie ongetwijfeld aan de polder het Oostende, die in 1481 ter bedijking is uitgegeven en onder de jurisdictie van Oude Tonge valt; in 1598 voogd van haar nagelaten kinderen Adriaen Stevens; in 1599 bekent Lenert Lenerts Battenoort "schuldich te wesen de naergelaten weeskinderen van Dierck Hermans enz. ter canse van goeden geleenden gelde bij Steven Jans als bestevader en voocht hem over gestelt" (R.A. Nieuwe-Tonge, inv.nr. 3, 24-2-1599); deze Steven Jans wordt in 1601 nogmaals verm. als voogd; gezien sommige akten ut het R.A. van Nieuwe-Tonge mag niet uitgesloten worden dat hij Amsterdamse voorouders heeft.
♦ R.A. Zuijdewijn-Capelle, inv.nr. 7, fol. 13, idem inv.nr. 9, fol. 27, idem inv.nr. 11, fol. 116; R.A. 's-Grevelduin-Capelle, inv.nr. 54, fol. 178, idem inv.nr. 56, fol. 16vv., idem inv.nr. 58, fol. 97; R.A. Klein-Waspik, inv.nr. 13, fol. 80v.
»» Duet (Hendrick Terbrugghen, 1628, Musée du Louvre, Paris) |
♦ Hij vestigt zich in het buurtschap Ichtegem in het Vrije van Brugge; veroordeeld door de Bloedraad (19-6-1568), waarbij zijn goederen te Ichtegem, Conclelaere en Aertrijke verbeurd werden verklaard uit alle landen van de koning wegens deelname aan de ketterse beweging en geld inzamelen voor de (verboden) kerk; vermoedelijk was hij een "verboden" kerkmr. en vluchtte later naar Duitsland.
»» Voorjaar 1565 (Pieter Breughel de Oude) |
♦ De reeks zou verder gaan met Anthoine Jans Polet die een vader Jean Willems Polet zou hebben; deze zou kunnen zijn Jan Pollet, (geschreven als Pellet), die op 12-11-1491 als verkoper van vellen te Leiden voorkmt en in het bezit is van obligaties, waarmee aangetoond zou zijn dat de fam. niet onbekend was in Leiden; diens vader zou kunnen zijn Willaume (Jacquemarts) Polet,inner van belasting (taille) in Tourçoing (1449), wethouder Roubaix (1460); diens vader zou zijn Jacquemart (Jacques, Jacob, Jacot) Piat (Pieters) Polet, poorter van Wervik (Belg.) 1429 en diens vader tenslotte Piat (Pieter) Simons Polet; de reeks gaat nog verder, maar wordt steeds onwaarschijnlijker (Bron: "Kwartierstaat Polet", die mij per e-mail bereikte en waar bij de bronnen werd geput uit een mij onbekend familiearchief).
♦ De namen Pieter en Jacqueline komen regelmatig voor in de generaties daarna.
♦ Kreeg onenigheid met een zekere Claas Claas van Beesterzwaag; de ruzie liep zo hoog op dat zij elkaar te lijf gingen, tengevolge waarvan Claas werd doodgeslagen (1556, vóór 21-4).
♦ Waarsch. verm. coh. 10e penn. Noordwijkerhout (1543) als "Jacob Clasz., bezitter van een huis en gebruiker van 18,25 m., 1440 penn. (O.V. 1994, pag. 150).
♦ Oud Arch. Rijnland, inv. nr. 6001a en G.A. Leiden, N.A., inv.nr. 4, fol. 464
♦ -G.A. Leiden, N.A., inv.nr. 46, fol. 67A.
»» Schipbreuk op een strand (Jan Porcellis, 1631, Mauritshuis, Den Haag) |
♦ Aem Pieters wordt in de transportregisters vermeld als eigenaar van een huis aan het Zuideinde (1564).
♦ Op 4-7-1566 neemt Cornelis Claas als man van Philipje Philips hypotheek op drie morgen land in het Bezuidenhout; op 31 mei 1572 koopt hij een huis in het Noordeinde met een tuin op de Beek; zijn weduwe betaalt het huis op 15 mei 1577.
♦ Bij het bevolkingsonderzoek van 1581 wo. zij als wed. van Gerijt Adriaens met 2 zonen te Leiden; bij haar in wo. Grietge Willems, huisvr. van Heyndrick Arents, mogelijk de nrs. 42642 en 42643.
»» Het verwijderen van de wol van de huiden en de verwerking (Isaac Claesz. van Swanenburg, 1595, Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden) |
♦ Begraven op het koor onder een grote steen; zie ook "Een Overzicht van ca 3000 kwartieren van K.J. Slijkerman", suppl II (Rotterdam, K.J. Slijkerman, 1992, pag 55).
♦ Zij is volgens de 17e-eeuwse genealoog Mathijs Balen geparenteerd aan de heren van Dongen en van de Werve, eertijds markgraven van Antwerpen.
♦ Hij wo. te Scheven. Kerkstr. (1543) en wordt o.a. aldr. verm. in het St. Antonusgilde als wonend "bij de kerk" (1552), in de kohieren van de 200e penning (1559, 1561), Hof van Holland (1568), in "De afgespoelde huizen op Scheveningen ten gevolge van de Allerheiligenvloed van 1570" en in het kohier weekgeld (1573).
♦ Begr. Oude Kerk graf 111, grafsteen met wapen; Jacob Symons nageslacht -niet onbemiddeld en nogal Spaansgezind- vertrok voor een deel naar R'dam en huwde daar met de bekende geslachten van der Meijden, Couwael de Jonge, den Bout, en Say; een van hun kinderen heette Hubrecht (Huybert) Jacobs Duyfhuys, vicariepriester te Scheven. 1540; op 29-6-1578 door de Haagse magistraat beroepen tot predikant, maar toen gevlucht uit Utrecht (hij was de bekende reformator van Utrecht), begr. aldr. Jacobikerk 3-4-1581, tr. Crijntje Pieters, overl. Keulen 26-7-1574, begr. Utrecht bij haar man; uit dit gezin nageslacht.
♦ Het voert te ver om alle bronnen aangaande dit echtp. hier weer te geven; nog neer gegevens en allerlei bronmateriaal is te vinden in G. 't Hart "De Oude Kerk te Scheveningen", uitg. geschiedkundige ver. "Die Haghe, 1960, pag. 77-78); in een recente briefwisseling met de Scheven. mailgroep (aug. 2008), wees dhr. Wouter van Zeeland mij erop dat mijn gegevens zouden zijn ontleend aan het boek van H.P. Folting "De vroedschap van 's-Gravenhage, 1572-1795" en dat dit boek onvolkomenheden zou bevatten; de naam Schilperoort zou voor het eerst gevoerd zijn door de fam. Overduin: Jan Bartholomeus Overduin (noemt zichzelf en zijn grootvader van Schilperoort), overl. vóór 20-4-1612, tr. Adriaentje Jans; zijn ouders Bartholomeus Sijmons (Overduin), schoenmaker, vroedschap Den Haag (1576-1578, 1579-1581, 1585-1586, schepen van Den Haag 1582-1583), wo. in een huis in het Achterom zeker van 1561 tot 1585, overl. tussen 15-1-1594 en 25-4-1597, tr. Ariaentje Jans (Vinckesteijn), zuster van mr. Huijch Jans Vinckesteijn, priester, later schoolmeester te Den Haag (O.V. 1986, pag. 720]; de ouders van Bartholomeus Symons waren Sijmon Bartholomeus, verm. 1527, 1543, 1553, 1556, woont in een huis in de Kerckstraat te Scheveningen, overl. voor 1559, tr. waarsch. Floortgen, overl. na 1561; aangezien mijn gegevens ontleend zijn aan het hierboven genoemde boek van G. 't Hart houden wij voorlopig onze eigen gegevens aan.
♦ Verm. coh 10e penn. Scheven. 1543, 1553, 1556 en 1561.
♦ Verm. coh. 10e penning Scheven. 1543 "Dirck Zieren huijs bij estimacie op iij £ siaers daerome hier als voeren vij S", en in 1556 als "Dirck Zijeren wagenaer bruijck vi margen hoflants siaers om xl gulen ende ontfanct den penningen de rentmr Hanneman iiij" en "Noch bruijckt de selve [Dirck Zijeren] viij hont van Claes van Dam daer van jaerlicx gevende viij gulen ende leijt in Haechambacht xvi S"
♦ Hij mogel. verm. in coh. 10e penn. van Scheveningen (1553) en in 1556 als "Jan Cornelisz sijn huijs soude siaers te huijr gelden viij £ Hollants", dan wonend "Koestraete beginnende vande zeesijde aff van westen", maar dit is zeer twijfelachtig omdat hij in een later coh. ontbreekt; komt hij wel uit Scheven. ?
♦ Graf 34 Oude Kerk, waar het volgende wordt opgemerkt: zijn huismerk stamt overeen met "Jan Cornelis Doggers merk" (Weesk. inv.nr. 130, fol. 23-24); assisteert Oth Jacobs (2-10-1599); in 1588 kerkmr. welke functie hij regelmatig bekleedde tot 1600; wo. volgens Coh. 10e penn. 1561 o.-zijde van de Weststr.; als de wed. Ade Adriaens, geh. geweest met Walich Diricksz. overlijdt wordt een deel van haar inboedel verkocht (10-10-1566); hij wordt dan verm. als een der erfgen.; ca. 1594 blijkt Jan Corneis Doggers 2 zoons te hebben verloren n.l Walich en Dirck; dogge is schip bestemd voor de vangst op kabeljauw.
♦ Verm. coh. Scheven. 1553 en in 1556 als "Dirck Buns s.g. soude sijn huijs siaers ter huijre gelden vi £ Hollants" (s.g.=salige geest, overl. dus), mogel. ook in 1543 als Dirck Buijs.
»» Vissers en boeren in een landschap (Arent Arentsz., Rijksmuseum, Amsterdam) |
♦ De geboortedatum van Pieter Dircxs is bepaald aan de hand van de Weestkamerakte d.d. 15-7-1536, waarin hij is aangegeven als 10 jaar oud zijnde; in 1560 wordt hij in de Keur genoemd (Keur van 1560, persoonsnr. 28); hij had een schuit en kreeg een plaats toegewezen lopende van de kerk en de Kerkstraat zuidwest om zijn netten te drogen; vanaf dat jaar wordt hij genoemd in diverse transportakten, waaruit blijkt dat hij een perceel bezat gelegen in de Pastoorstraat recht tegenover de toren van de kerk, thans Jacob Pronkstr., daarvoor Nobelstr. (Transporten 19-4-1565, 19-2-1569, 11-9-1562 en 28-2-1569); dit perceel wordt in 1590 verkocht door zijn wed. aan Cornelis Jacobs, van Monster; hij wordt verm. in de 10 penn. van Scheven. in 1556 en in 1561 als " Pieter Dircxsz huijs met zijn aftercaemerken aen zijn huijs staende getauxeert siaers op ix £ xviij S"
♦ Zij koopt in 1590 een huisje in de Keizerstr. en neemt tevens een hypotheek (wed. Pieter Dircxs: Transporten 25-5-1578, 8-5-1590 en 20-11-1590); in dit perceel gaat haar jongste zoon wonen; zie ook graf 89 Oude Kerk met huismerk.
♦ Beiden overl. Scheven. vóór 12-5-1581; zie eveneens graf 89 Oude Kerk.
♦ Hij moet stammen uit het bekende Leidse geslacht van der Does.
♦ Huwel.get. bij een van haar dochters te Leiden (9-6-1601).
♦ JB. CBG., deel 51 (1997), pag. 213.
♦ Huwel.get. Leiden 9-3-1605.
♦ In het begin van de jaren zestig studeerde hij rechten te Leuven, in 1567 gevolgd door een 'tour' naar de Loiresteden Orléans en Angers (Matricule de l'Université de Louvain (noot 2) pag. 610, no. 32, 4-10-1560; Orléans, Archives Département du Loiret, D 215, Troisième Livre des procurateurs de la nation germanique 1567-1587, fol. 9v (21) en f. 14r (30).), maar het terrein waar hij zich het meest thuisvoelde was het onderzoek naar Hollandse oudheden; zijn eerste oefening op dit gebied betrof, gezien de nabuurschap niet helemaal verrassend, een in 1583-1584 afgesloten Genealogia comitum de Wassenaar. (Het originele handschrift is verloren; een afschrift, met aanvullingen over het leven van ridder Andries van Wassenaar, overleden 1597, is aanwezig in Den Haag, K.B., 75, A 10); hij werd alom geprezen wegens zijn kennis van het oude Holland "supremi Hollandiae senatus primarius scriba rerumque Batavicarum studiosissimus' (mr. Pieter Hanneman, eerste griffier van het Hof van Holland en de Bataafse zaken zeer toegenegen); het onderzoek naar oud Batavië bracht de ijverige navorser niet alleen geestelijke verrijking, op zijn speurtochten moet hij talrijke malen zijn gestoten op boeken en geschriften die allang in vergetelheid waren geraakt; een van de schatten die hij wist te redden was "Die historie of die cronicke van Hollant, van Zeelant ende van Vrieslant ende van den Stichte van Utrecht"; wanneer en waar dit was gebeurd is niet meer te traceren; noch de marginalia bij de tekst, noch het door Johan Huyssen van Kattendijke geheel vernieuwde "Voorwerk" geven iets prijs over de herkomst van de kroniek, zodat men slechts kan gissen; hoe dan ook, op een goede dag, vermoedelijk voor 1585, mocht Pieter Hanneman zich de bezitter van het manuscript noemen; nadat hij zijn aanwinst van een nieuwe band had laten voorzien, kreeg het als erfstuk van de familie een ereplaats in zijn bibliotheek; Pieter verm. in 1572 als meebetaler van fl. 100,- aan een geforceerde geldlening t.g.v. de de strijd die van Willem van Oranje voerde tegen de Spanjaarden (Wap. 1900, pag. 225); hij was j.u.d., d.w.z. "doctor in beijde rechten" (1578); bewoonde rond 1580 met zijn echtgenote Adriana van Kerckwerve en hun kinderen Jan en Adriana de buitenplaats Duinweide (tegenwoordig Bankaplein) in Den Haag (H.P. Folting, "De Vroedschap van 's-Gravenhage, 1572-1795", Pijnacker, 1985, pag. 90); kort na zijn benoeming tot griffier van het Hof van Holland (1583) werd hij eigenaar van het pand Lange Voorhout 3, dat schuin tegenover de ouderlijke woning aan de Kneuterdijk was gelegen (Wijsenbeek-Olthuis, 1998, pag. 247); ; hij kocht van de erfgen. van mr. Nicasius Hanneman een groot aantal landerijen aan de rand van Den Haag met o.a. een boomgaard, 2 "kennipthuijnen", geest- en duingrond, weilanden etc. voor f 1086,-, 10 sch. en 3 penn. (25-10-1578); krijgt samen met jhr. Hendrick Croesinck, heer van Benthuizen voor 14 jaar het visrecht in de Hofvijver (G.A. Den Haag, inv. van het Arch. van het Leprooshuis, nr. 128, 30-11-1578); op 13-2-1592 bedankt hij als hoogheemr. van Delfland "dat hij mits impotentie van lichaeme ende syne swaerlyvicheyt langer dofficie als heemraet niet en conde off machtich was te exerceren"; zijn erfgen. worden als "belend in de Made" verm. bij de verkoping van landerijen van de abdij van Loosduinen in 1599; ; de meeste gegevens ontleend aan dossier Hanneman in C.B.G., met name aan het hs. van ir. Roest; had buiten echt ca. 1564/65 een zn. bij
♦ Hier en daar werd gesuggereerd dat hij een relatie had met Maria Muys van Holy gebaseerd op een vraag van ir. Roest in N.L. 1948, kol. 139; een mevr. Hanneman-Dijkstra schreef daar zelfs een boekje over (C.B.G., eigen uitgave), maar na korte studie blijkt deze these niet houdbaar omdat dr. Pieter niet ca. 40 jaar na zijn dood nog een kind kon verwekken; de natuurlijke moeder blijft derhalve vooralsnog onbekend.
♦ Zie o.a. O.V. 1985, pag. 9, waar het leen te 's-Gravenhage op 28-5-1570 overgaat naar zijn neef Cornelis Mierop, domproost van Utrecht.
»» Vier studies van een vrouw (Jacob de Gheyn, 1602-1603, Musées Royaux des Beaux-Arts, Brussels) |
♦ O.V. 1970, pag. 247.
♦ Hij wordt diverse malen verm. als in huwel. hebbend Maritgen Willems Cryep in akten van zijn schoonouders; is mogel. tevens notaris, want op 16-5-1560 wordt een notaris Medemblick verm. als secretaris van de lenen van de proosdij Oud Munster (O.V. 1982, pag. 615); waarsch. verm. te Alkmaar als zwager en borg voor Adriaen Aerts, deurwaarder van het Hof van Holland (14-11-1551).
♦ Verm. weesk. Den Haag (inv.nr. 126, fol. 119 e.v., 5-9-1567?) bewijst zijn kinderen uit het eerste huwel. etc; nog verm. te De Haag 14-2-1586 en 4-3-1587
♦ Mogel. zuster van Floris Gerrits, vischkoper.
♦ In 1584 worden 4 kamers etc. aan de Volderslaan getransporteerd aan Jacob Segers; die worden op 30-4-1614 door Dirck Paeu als echtgen. van Adelijtgen Jacobs en de andere kinderen van Jacob verkocht.
♦ Zie o.a. G.A. Den Haag, R.A., inv.nr. 333, fol. 280, nr. 357, fol. 561 en Weesk. inv.nr. 127, fol. 61.
♦ G.A. Den Haag, Weesk., inv.nr. 127, fol. 48.
♦ Verm. als belendend 6-4-1594, in 1605 en 1621 (G.A. Den Haag, R.A., inv.nr. 340 en Weesk., inv.nr. 133, fol. 24).
♦ Wo. ook in Den Haag als van der Bije; verm. coh. 10e penn. Scheveningen en G.A. Den Haag, Weesk., inv.nr. 131, fol. 77.
♦ Marije Alarts, vrouw van Gijsbert Goirtsen, Bruysten Alarts, in zijn leven inwoner van Rumpt, Dirck Alarts, in zijn leven inwoner van Gorichem en Beert Alarts eerste vrouw van Aert Anthonissen, 4 broers en zussen, kinderen van Alert Dircxsen en zijn vrouw Aricken; de 4 kinderen waren allemaal geboren in Herwijnen en werden grootgebracht in hun ouders hofstede aldr. (z.d.); voor zijn overl.datum zie R.A. Tuil, inv.nr 1244, fol 60v., 11-5-1591.
♦ Kuyst heeft onwaarsch. als alias Bruynbaert en zou dan afstammen van Jan Bruynbaert van Poederooijen die in 1520 een aantal percelen te Andel bezat (GTMWB jrg. 29, pag. 76.); dit is niet erg waarsch. dus vervolgen wij zijn kwartieren traditioneel; zie ook Korteweg, pag. 391 (22-7-1545).
♦ Erfd. Sprang 18-10-1616.
♦ Hij o.a. verm. R.A. Groot Waspik, inv.nr. 56, fol. 79 recto, 5-1-1618 in een akte van vrijgift en wilceur.
♦ Bezat goederen te 's-Greveld.-Capelle (R.A. 's-Greveld.-Capelle, inv. nr. 40, fol. 27v.)
♦ G.T.M.W.B. 1990, pag. 125, idem 1991, pag. 46, idem 2005, pag. 232-234 en L.F.W. Adriaenssen "Non Omnia Possums Omnes", genealogie van het geslacht Van den Nieuwenhuysen 1400-1800 (Den Bosch 1988).
♦ R.A. Hilvarenbeek, inv. nr. 59, fol. 7v.
»» Altaarstuk met de kruisiging (Cornelis Engebrechts, 1500-1525, Stedelijk Museum De Lakenhal, Leiden) |
♦ R.A. Loon op Zand, inv. nr. 26, fol 19v., idem inv. nr. 65, fol 21v. en inv. nr. 63, fol. 80.
♦ Erfd. Sprang 16-3-1513.
♦ Erfd. Loon op Zand 3-2-1561; zie voor de oudere generaties Oerlemans GTMWB, jrg. 19, nr. 4, pag. 241-244.
♦ Schuldbekentis ten bate van zijn vader (R.A. 's-Greveld.-Capelle, inv. nr. 32, fol. 16); koopt grond aldr. (18-1-1563) en verkoopt "enig lant" (9-7-1571)
♦ Febr. 1540 Gerijt de Roij als man van Wilmke Jorijs maakt accoord met Claes Jans Vos, Gerijt wordt beleend met alle deelen aan de Cruijsvaart gekomen van Cales van de Velde, onderverdeeld met Adriaen van Clootwijck.
♦ Toen de oorlogen en overstromingen in Holland een zodanige verarming hadden te weeg gebracht, dat herziening van de verpondingen noodzakelijk was geworden, informeerde de landsheer in 1514 via commissarissen naar de gesteldheid van steden en dorpen; de commissarissen gingen hiertoe te rade bij de gezaghebbende ingezetenen; voor Capelle deden Dirrick van Clootwijck en Heindrick Gijsbertszoon het woord; hun verklaring luidde: "Diirick van Clootwijk oudt 35 jaeren.... seggende bij eede, datter zijn 104 haertsteden daerof meer dan dat een derden deel leeft van den heijligen geest ende aelmisse, dat huere pastoer affirmeert datter zijn 550 communicanten, dat zij hem generen mit turfneringhe ende en niet weten hoe groot tselve dorp es van mergentalen, want zij onbedijct leggen en alle dage ondervloije. Item hebben 53 of 54 scepen, die mit turf in Holland ende Zeelant vaeren, behalven een deel cleijn sceepkens, die maer 100 tonnen of 150 tonnen turfs teffens en voeren"; hij wordt na het overlijden van zijn vader in 1518 beleend met de hofstede "Den Hoeck" te Almkerk (Archief van de hofstad van de Binckorst, leenregister, fol. 30 vso.); hij had waarsch. rond 1530 een buitenechtel. relatie met N.N. waaruit een dr. Mayken, die later huwde met Adriaen Geerits de Roij, schout van Capelle, overleden aldr. ca. 1588 (Deze Adriaen komt voor in een akte van 24-01-1577 met zijn broer Wouter en hun zwager Jan Christoffels, erfd. 27-10-1588, zn. van Geeryt Adriaens de Roy en Willemke Jorijs; zij zat op 18-3-1593 te Breda gevangen, verdacht van buspoeder naar Geertruidenburg te hebben vervoerd; zie o.a. "Informatie upt stuck der Verpondinghe van Hollant ende Vrieslant in den jaer MDXIV, Sijthoff, Leiden, 1866, pag. 532, "Capellen ende Zijdewij", A.R.A. leenreg. Hodenpijl, nr. 1, reg. D, Arch. Nass. Domeinraad dl. 1-5 en R.A. 's-Grevelduin-Capelle inv.nr. 32, fol. 160.
♦ Na het overl. van haar vader beleend met tienden in Zuydewijn-Capelle (4-5-1516).
♦ Hij tr. rond 1528 met Dorothea Cruyssaerts, dr. van de Keulse ex-kapitein Heijliger Peter Cruyssaerts en Dymphna Claes Aelwijns Sculenborchs; Heijliger had in de jaren 1511-1514 gediend in de stad Den Bosch en bewoonde daar herberg "Het Hert" aan de Markt; omstreeks 1516 is hij verhuisd naar Goirle, waar hij ging wonen in herberg "Sint Jacob" aan de Oude Baan, een erfenis van zijn schoonouders, de Sculenborchs; de herberg was volgens de Bossche protocollen al eerder, op 21 januari 1512, zijn eigendom geworden bij de boedelscheiding van de goederen van wijlen zijn schoonouders; in 1521 wordt Cruyssaerts "weerdt tot Goerle in der herberghe Sint Jacop" genoemd; de vele percelen grond die hij in Goirle bezat, waren vnl. gelegen in de buurt van het hagelkruis; zo is er in 1535 sprake van een perceel land "in loco der Bieswech aent hagelcruijs" en in 1540 "van een stuck lants geheijten die Bocht bij dat hagelcruijs"; verder weten we van Heijliger dat hij als militair enkele strafexpedities ondernam tegen Gelre, o.a. tegen de steden Zaltbommel en Tiel; de schoonvader van Jan Huijbrechts van Capelle was dus een ijzervreter, die in 1530 een aantal landerijen onder Goirle aan zijn schoonzoon verpachtte; drie jaar later werden de pachtovereenkomsten nietig verklaard en werden deze landerijen, inclusief de herberg "Sint Jacob", verkocht aan schoonzoon Jan Huijbrechts van Capelle; de laatste heeft niet lang van zijn bezittingen kunnen genieten, want hij overleed reeds in 1541, nalatende een weduwe en vijf minderjarige kinderen; de weduwe van Jan, Dorothea Cruyssaerts raakte nog datzelfde jaar verwikkeld in een hevig conflict met de overheid over de nalatenschap van haar man; het kwam tot een akkoord, dat werd aangegaan tussen Huijbrecht Adriaens en Reijnaert Gijsberts, momboors (voogden) van de onmondige kinderen, en Peter Heijliger Cruyssaerts, toeziende voogd, ter ene zijde en Dorothea Cruyssaerts ter andere zijde; in dit conflict stonden de grootvaders van de kinderen van Jan Huijbrechts van Capelle dus lijnrecht tegenover hun dochter resp. schoondochter, dit om de belangen van hun kleinkinderen tegenover hun moeder te verdedigen; Adriaen Dircks van Cloetwijck (nr. 30984), schout van Capelle, en Henrick Peijman bemiddelden als "vrinden ende minlijcke peijsmaeckers vanwege de kijnderen als van huns vader weghe daertoe gemoeijt ende gebeden sijnde"; voor Dorothea compareerden in dit proces mr. Pauwels Brouwers, pastoor van Goirle, en Jan Yewaens van den Hoevel, schout van Tilburg en Goirle; uit de aanwezigheid van, voor die tijd, zoveel voorname personen, valt af te leiden dat de erfeniskwestie niet zo maar viel op te lossen; Dorothea verloor het proces; volgens het landrecht kwamen de goederen toe aan de kinderen van Jan Huijbrechts van Capelle en genoot Dorothea alleen het vruchtgebruik; zij kreeg wel enkele roerende goederen, terwijl zij het vruchtgebruik van de onroerende goederen zou bezitten, zolang zij de opvoeding van haar kinderen behartigde; Dorothea Cruyssaerts, geboren rond 1505, is na de dood van Jan Huijbrechts omstreeks 1543 hertrouwd met Lambrecht Jansen Haderdinck, die bij haar een dochter Digna verwekte; haar tweede man exploiteerde de herberg Sint Jacob tot 1547, het jaar van overlijden van Dorothea; er ontstond een nieuw conflict, omdat de stiefvader van de kinderen de Roy, alias Huijbrechts van Capelle, meende dat ook zijn dochter Digna recht had op de nalatenschap van Jan Huijbrechts en haar inmiddels overleden grootvader Heijliger Peter Cruyssaerts; opnieuw was het inroepen van "minlijcke peijsmaeckers" noodzakelijk; de voorkinderen de Roy werden bijgestaan door twee juristen uit Den Bosch, het kind van Dorothea bij Haderdinck door pastoor Brouwers en schout Jan Yewaen van den Hoevel; het akkoord dat nu bereikt werd, stelde opnieuw de kinderen de Roy in het gelijk; Haderdinck moest afstand doen van het vruchtgebruik van de onroerende goederen en werd verplicht het sterfhuis van Jan Huijbrechts van Capelle en Dorothea, "Sint Jacob" dus, binnen acht dagen te verlaten; hij kreeg alleen de "haefflijcke" (roerende) goederen en de oogst die nog op het veld stond; het winnen van deze processen is zeer belangrijk geweest voor de kinderen de Roy; om schout te worden, wat zoon Herman lukte, was immers geld nodig; de bemoeienissen van schout Jan Yewaen van den Hoevel beperkten zich blijkbaar niet tot het zakelijke: waarschijnl. heeft hij na de dood van de ouders de opvoeding van de kinderen de Roy op zich genomen, wat ook verklaart, dat drie kinderen de Roy trouwden met kinderen van den Hoevel en dat Herman de Roy zijn schoonvader zou opvolgen als schout van de heerlijkheid Tilburg en Goirle; de namen van de kinderen van Jan Huijbrechts van Capelle worden genoemd in een attestatie uit 1643 voor schepenen van Tilburg en Goirle: hierin verklaart de 83-jarige Herman Aert Janssoon dat zijn moeder Jenneke is "geweest eene dochtere van wijlen Jan Huijbrechts de Roy ende dat sijne moeder heeft gehadt twee broeders met naeme Herman ende Jan de Roy ende noch twee susters met naeme Lijsken ende de andere Marie, welcke Marie langen tijt gewoont heeft in Amsterdam binnen de stadt van Antwerpen (waarsch. een herberg of logement)"; (Brab. Leeuw 2003, pag. 1-12, 97-108, 174-184 en 238-246).
♦ Haar tweede man exploiteerde de herberg "Sint- Jacob" te Goirle tot 1547, het jaar van overlijden van Dorothea.
»» Schaken (Lucas van Leyden, ca. 1508, Staatliche Museen, Berlin) |
♦ Jan Gerit Brock kocht in 1562 de familie van zijn moeder uit uit de erfenis van Wouter van Haren te Goirle; op 30 maart 1556 koopt hij van Vranck Gherit Vrancken van Ghestel een huis en hof gelegen aan het Stappegoer in Tilburg; dat huis draagt hij op 2 april 1558 over aan Dierck, zoon van wijlen Jan Korstkens; daarna vestigt Jan zich kennelijk in Goirle; de kinderen van Jan Jans van Zon bij Mechtelt Cornelis de Metser verkopen op 13 december 1557 een huis met grond, hof en erf in de parochie van Goirle bij de kerk aan Jan Gherart Jans Brocken; hij breidt zijn bezit uit in Goirle door op 21 maart 1559 een stuk land bij de kerk aldaar te kopen van Jan Jan Jans van Son van Goerl, en koopt van Adriaen Henrick Aben op 11 september 1560 een stuk land van 2 lopen, gelegen in Goirle en genaamd " 't Cackenbosch"; het huis verkoopt hij op 24 januari 1561 alweer aan Steven Wouter Smits; op 5 december 1561 koopt hij van zijn vader, Gerijt Jan Brocken, een huis met aangelag van ongeveer 11 lopenzaad, gelegen te Goirle onder Abcoven; op 8 mei 1562 sluit Jan Gherit Brocken, misdadiger, verantwoordelijk voor de doodslag op Jan Handricus Brabans, een zoenakkoord met de nabestaanden; zijn vijf kinderen, die als minderjarigen werden bevoogd door hun oom Joost Gerit Jan Brocken en Henrick Jan Schuermans, die namens hen op 17 oktober 1573 een huis met hof, schuur en grond te Goirle verkochten, die weleer door hun vader bij de koop was verworven; vijf jaar later deelden de kinderen land te Goirle bij de kerk en de school; twee van hen verkochten in 1580 tweezesde in een huis met hof, schuur, schop en gronden te Goirle "aen die Wennigxvoert" onder Abkoven; in 1582 volgde dr. Margriet met haar zesde deel.
♦ Zie o.a. Brab. Leeuw 1999, pag.193-210, idem 2002, pag. 78-85 en 129-138; doss. processen in civiele zaken, Tilburg (1552-1810), nr. 1003, "Jan Gherit Brocken, als man van Anna Lenaerts de Mulder contra Jan Lenaerts de Mulder, betreft achterstallige betalingen" (1558¬1559); idem, nr. 1105a "Chatelijn, weduwe van Peter de Pelsser, en Aerdt Peter van Eijnde, als voogd van haar kinderen, contra Jan Gerijt Brocken, betreft kwestie over een erfpacht" (1568).
♦ GTMWB, jrg. 23, pag. 10.
♦ Hij ontbreekt in het coh. van de 10e penn. van Genderen uit 1544; hij en zijn broers lieten -net als zijn vader- elke donderdag een Lieve Vrouwen-mis houden in de kapel op de Hil (de Doedijnsmisse); deze mis werd na 18-9-1565 nog voortgezet "binnen of buiten Huesden" (Inv. Arch. van de Heusdense cisterciënzer kloosters Mariënkroon en Mariëndonk, inv. nr. 1689, 1765 en 1922); voor zijn beleningen en die van zijn vader zie O.V. 1978, pag. 346-348 en GTMWB jrg. 25, pag. 4-5
♦ GTMWB, jrg. 19, pag. 24 e.v. (1985) en diverse verm. in het zelfde tijdschrift.
♦ R.A. Heusden inv.nr. 240, fol. 9v., inv.nr. 242 fol. 38v. en nr. 206 (processtukken 1607-1608).
♦ Het echtp. test. Heusden 14-9-1617.
♦ "Dat Jacobsken Adriaensdr Van Oss, weduwe van Willem Adriaenssoon, met haar gecoren voogd en momber als Corstiaen Adriaenszn Van Os (= haar broer) met toestemming van de Heer deser Stadt ende Weesmeesteren in de naam en vanwege Peter, onmondige zoon van Willem Adriaenssoon verwekt bij Maricken Woutersdr De With, zijn eerst huisvrouw als ook in de naam en van wegen de drie onmondige weeskinderen van Jacobsken voornoemd, verwekt bij Willem voorzegd, vertegen op een geseet met timmeringen daarop staande in de banne van Drongelen, etc.; nog een hophofken gelegen in dezelfde banne met fruitbomen daarop staande, etc.; nog de helft van 2,5 mergen land in dezelfde banne genaamd Cruijs, etc.; nog twee mergen land in dezelfde banne op de Millenaer, etc. (R.A. Heusden, inv.nr. 415, fol. 28, 21-2-1581); voor de hierop volgende kwartieren werd gebruik gemaakt van het Repertorium op de lenen van de hofstede Meeuwen 1366-1650, Jacob C. Kort (GTMWB, 23e jaargang 1999, pag. 46, onder nummer 66); zie ook R.A. Heusden, inv.nr 417, fo1.6 (23-2-1584) en inv.nr. 421, fo1.12v. (5-4-1588).
♦ Cleijs Dirksz. komt al in 1519 voor in de rekeningen van de polder Nieuw-Reijerwaard als "van den dijck van Cleys Dirckss off"; in 1530 beschreven als "den dijck an die westzijde van Pouwels Janss. off tot Cleys Dirckss toe"; omdat deze polder aan de w.-zijde begrensd werd door de Hordijk, moet hij haast wel aan deze dijk gewoond hebben; de rekeningen ontbreken tussen 1543 en 1552; in de rekening 1553/54 is op die plaats sprake van "den dijck tot Vop Cleijsz. toe; op 14-12-1527 tekent hij zijn eerste akte als schout, betreffende de schouw in 1526; hij zegelde met het wapen van de fam. van Driel met de dubbele adelaar.
♦ In de polderrekeningen van Nieuw-Reijerwaard tussen 1528 en 1530 is sprake van verteringen door de heemraden etc. ten huize van Nelleke Schouten (vrouw van de schout).
♦ Verkoopt op 20-4-1547 en rente op 3 1/2 morgen land met huis, berg, boomgaard en teling in het Oudeland van Ridderkerk; zijn afstamming van Gerrit Roelofsz (Cranendonck) wordt o.a. aannemelijk door een vermelding (1550-1568) in de kerkrekeningen van Ridderkerk van een betaling van Lenert Gerritsz vanwege "Gherit Gheritsz testament".
»» Portret van een spinnende dame (Maerten van Heemskerck, ca. 1531, Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid) |
♦ R.A. Zuijdewijn-Capelle, inv.nr. 11, fol. 43v., idem inv.nr. 9, fol. 51, R.A. Sprang inv.nr. 46, fol. 210v. en G.N., jrg. 17, pag. 363.
♦ Erfd. 20-2-1586.
♦ Erfd. 14-5-1627, boedelsch. 1629
♦ R.A. Vrijhoeven inv.nr. 15, fol. 18 en Brab. Leeuw 1964, pag. 185.
♦ Op 6-3-1543 legde Aert Jansz Snoeck nog voor de vierschaar getuigenis af bij zijn eed als oud-schut, op 4-4-1543 komt zijn vrouw als weduwe voor.
♦ Heeft vanaf ca. 1535 een buitenechtel. relatie met Elisabeth Lambertsdr. die is overl. na 1559; uit de relatie met haar 2 drs. nl. Anna en Hilleken, volgens kwartierstaat Lapikas, (internet); Anna is geb. rond 1520 en kan daarom niet afstammen van Elisabeth Lamberts, tenzij de relatie met Lamberts 15 jaar ervoor geplaatst kan worden; zie voor zijn beleningen o.a.: Hofstede Arkel, Heukelom, het halve dorp Spijk, waar de kerk in staat, met de heerlijheid hoog en laag, (volgen belendingen in verdere jaren); 31-3-1414: heer Splinter van Loenersloot zoals hij en zijn ouders hielden van Arkel, (LRK. 56 in fine); 30-11-1450: Johan van Vuren Ottenz, beleend door de hertog van Gelre met het huis, dat open zal zijn, (Leenhof Gelre, nr. 2 fol. 43v., nr. 4 fol. 62v., nr. 5 fo. 39v. en nr. 6 fol. 131); 2-1-1467: Jan van Vuren, heer van Spijk, (LRK. 117b, fol. 59); 4-2-1473: Otto van Vuren en Spijk Walravenz bij dode van Jan van Vuren, zijn oom, (LRK. 118, c.Arkel, fol 12); 16-3-1480: Otto van Vuren en Spijk, (LRK 119., c.Arkel fol. 4.); 31-12-1518: lijftocht van Janna, natuurlijke dochter van Jan van Wulven, maarschalk van Amersfoort en Eemland, wegens haar huwelijk met Otto van Asperen en Vuren, heer van Spijk, en l0.- goud van haar morgengave op de tienden en smaltienden en op een hofstede in de stad Heukelum, eigen, (LRK. 124, c.Arkel, fol. 12-13); 30-3-1519: Walraven Rudolfsz. bij dode van Otto van Vuren van Spijk, zijn oom, (LRK. 124, c.Arkel, fol. 13); 9-8-1532: belast voor mr. Cornelis Bertout Jansz. met 24 Karolus goud door Walraven Rudolfsz. te lossen (LRK. 125, c.Arkel, fol. 24v-25); 21-5-1533: belast voor mr. Cornelis Bertout Jansz. met 36 Karolus goud door Walraven Rudolfsz, te lossen (LRK. 125, c.Arkel, fol. 29v-30); 8-11-1534: belast voor mr. Cornelis Bertout Jansz. met l00.- Karolus door Walraven Rudolfsz te lossen (LRK. 125, c.Arkel, fol. 36-37)(de rentes zijn gelost); 27-7-1542: mr. Gerard van Rhenoy, raad en mr. van de rekeningen te Den Haag, bij overdracht door Walraven Rudolfsz., heer van Spijk (LRK. 126 c.Arkel, fol. 32) etc.; zie ook de summiere aant. in N.L. 1966, kol. 384.
♦ Deze kwartieren onder voorbehoud.
♦ G.A. Dordrecht, archief 3, inv.nr. 3977 en O.V. 1983 pag. 266: "(Hier) leyt begrave(n)/(Jac)ob Leendertse/besemer hy sterf den 30 december/anno 1622"; onder de tekst een wapen, voorstellende vijf spitsruiten, geplaatst 3,2; uit dit echtp. het geslacht Besemer te Zwijndrecht.
♦ Hij komt voor in de Barendr. kerkrekeningen wegens een geldlening (1611-1617); Leendert Coornelissen, heemraad van West-Barendrecht en Carnisse, Coenraet Joppen, Pieter Joppen, Cleement Bastiaensen, als man en voogd van Lijntghen Joppendochter, en voornoemde Coenraet Joppen, heemraad, als voogd van de nagelaten weeskinderen van zaliger Neeltghen Joppen, van de kinderen van Annen Joppen en van Arien Joppen en vervangende zijn broers Aert en Euwout Joppen, transporteerden op 6 juli 1619 aan Lijntghen Aerentsen, weduwe van Jacop Martensen, 547 roeden in het Nieuwe Bedijkte Land van West-Barendrecht (in de marge van deze akte staat genoteerd dat dit een eigenbrief was voor 'Lijntghen Jacop Maertensen wedue van 't landt van Leendert Coorn(e1issen) en d'erffgenamen van za(1iger) Trijntghen Cleys'; de woning van Cleement Bastiaensen als belending in het Oude Land van West-Barendrecht (18-5-1626); deze woning (moet een vrij grote boerenwoning zijn geweest) nogmaals in het coh. der verp. (1632); nogmaals als belendend (13-6-1642); gevrijwaard van verschuldigde betalingen aan de weeskinderen van zijn (ha1f)broer Willem Bastiaensz. van den Nes (9-8-1649); in 1657 betaalde hij nog rente aan de kerk te Barendrecht.
»» Laurens Jacobs met zijn vrouw en 3 zonen (Pieter Pieters, 1598, Staatliche Museen, Berlin) |
♦ Hij verm. Streefkerk in de 500e penn. (1627) en de 200e penn. (1638)
♦ Weesk. Brandwijk (7-1-1618 en 11-2-1618).
»» Man en vrouw bij een spinnenwiel (Pieter Pieters, ca. 1570, Rijksmuseum, Amsterdam) |
♦ "Bastiaen Melisz. en Sijken Gemansdr., man ende wijff, won. Wijngaarden, testeren; na de dood van de langstlevende erft Marijke Jansdr. het weeskind van Cundertken Bastiaensdr. geprocureert bij Jan Adriaensz. hun schoonzoon, of bij vooroverlijden van Jan Adriaensz. zelf, mits uit te reiken aan de vrunden 2.000 gld (G.A. Dordrecht, N.A. 20.3, 28-9-1640).
♦ De verdubbeling van de kwartieren zou volgens een bron op het internet verder gaan met Aert Ghijsz. Besemer tr. N.N. Meertens Harddam, Ghijs Hendricks Besemer geb. H.I.-Ambacht ca. 1472 (nr. 230208 in deze kwst.) enz.; verder onderzoek is noodzakelijk, dus voorlopig worden deze kwartieren niet vervolgd.
♦ 4-9-1560: Okker Arnoutsz. bij dode van Arnout Okkersz., zijn vader, LRK 129 c.Zd.Holland fo. 14, beleend met de helft van 8 morgen land met timmering en huizing daarop in Alblas; 5-7-1597: Adriaan Arnoutsz. bij overdracht door Okker Arnoutsz., zijn vader, LRK 139 fo. 89. (O.V. 1985, pag. 64); zie voor hem en zijn vader ook O.V. 1977, pag. 309).
♦ Zij test. als wed. Dordrecht 30-12-1615 (O.N.A. Dordrecht, inv.nr. 11, fol. 634), 2-8-1618 (O.N.A. Dordrecht, inv.nr. 12, fol. 282) en 3-12-1621 O.N.A. Dordrecht, inv.nr. 16, fol. 60) waar zij woont op de Donckersloot te Albl.dam, een polder langs de rivier de Noord, en bezat aldr. een huis en hofstede; volgens het laatste testament hadden zij minstens 7 kinderen, waarvan er in 1621 reeds zes uitgehuwelijkt waren.
♦ Hij werd door het hoogheemraadschap betaald voor 5 dagen rijden met zijn paarden en karre (1572); zie ook Hof van Holland na 1572 (1-11-1583).
♦ Cornelis Pietersz., schout van "Crimpen op den Leck" koopt een huis aldr. (10-3-1591); huurde voor het jaar 1593 in Krimpen aan de Lek een kamp land over de tiendweg tot de oude wetering toe en betaalde daar 7 gld. 10 st. voor; het betreft hier een deel van het pastorieland, groot 5 1/2 m. 75 r.; later moet dit land gekocht zijn door Cornelis Pietersz. of diens zoon Leendert Cornelisz., want erfgen. van laatstgenoemde verkochten dit land op 19 mei 1639; een obligatie ten laste van hem (22-3-1602).
♦ Haar of zijn moeder heet Maartgen Gerrits want uit het testament van de 24-jarige Machtelt Krijnendr., een zuster van Selitgen, opgemaakt op haar ziekbed ten huize van haar moeder Weyntgen Hermansdr. te Schiedam op 21 april 1611, weten wij dat Selitgen een "bestemoeder" Maartgen Gerritsdr. had.
♦ Voor schout en schepenen van Charlois compareren "Eeuwout, Dirck, Willem ende Cornelis Wouterszonen Verduyn, Jaephet Cornelisz. als man ende voocht van Jonge Maertgen Woutersdr., Pieter Jansz. de Raet als man ende voocht van Lysbet Wouters, Adriaen Lenertsx. Smitshouck als man ende voocht van Lea Wouters, alle kinderen ende erfgenamen van Wouter Heyndrickxs Verduyn ende Lyntgen Eeuwouts syne tweede huyslvrouwe, beyde saliger gedachten" enz. (R.A. Charlois, inv. nr. 13, fol. 223 recto et verso, 16-1-1627); Wouter werd begraven in het hoogkoor van de Herv. Kerk te Charlois; tijdens verbouwingswerkzaamheden in 1961 zijn onder de vloer van de kerk enkele grafstenen naar bovengekomen w.o. de grafzerk van Wouter Hendricks Verduijn en zijn tweede vrouw Lijntgen Eeuwouts Verschoor met het wapen 2 boven elkaar geplaatste snoeken, helmteken een vlucht met uitkomende snoek; het grafschriftluidt: "HIER LEYT BEGRAVEN WOUTER HENDRICKS VERDUIN STERF DEN XI JULYUS ANNO 1626"; "Hier leyt begraven Lin. Ewots, huijsvrouw van Wouter Hendricks sterff den X December anno 1624" (zie "Grafzerken etc. in de kerken van Zuid-Holland", mr. P. C. Bloys van Treslong Prins, O.V. 1962, pag. 111 en O.V. 1981, pag. 369); volgens zijn testament, hij ziek te bed (N.A. R'dam, inv.nr.147, fol. 72, 11-7-1626) krijgt de jongste zoon Cornelis de hofstede met boomgaard, schuur, enkele stukken grond etc.; hiervoor moet hij zijn broers en zusters 5 gouden Carolusguldens en 10.000 gulden betalen; de nalatenschap wordt afgehandeld op 16-1-1627 (G.A. Rotterdam, R.A. Charlois, inv.nr. 13, fol. 223).
»» Slagersstal (Pieter Aertsen, 1551, Museum Gustavianum, Uppsala) |
♦ Het echtp. test. Maasdam 20-11-1623 en bezit 3 m. land in Maasdam in de Graeff, eertijds gekocht aen Dirck Pieters van Hornaert; dit land behoorde eertijds aan de grafelijkheid en komt toe aan hun 4 kinderen.
♦ Rekeningen van de rentmeester van het Domein Putten, inv. nr. 2526 (over 1566), fol. 37 verso (onder het hoofd "Thienden in Charlois"): "Den tweeden black genoempt Struysblock, houdende besaeyt xxvi margen, gecoft by Eeuwoudt Dircxss. om L."; idem nr 2529 (over 1569), fol. 41: (onder hetzelfde hoofd): "een tweeden block genoempt Struyslblock, houdende besaeyt xxviij margen, drie hondt, gecoft by Eeuwout Dircss. om xxx L."; op 4-2-1572 wordt ter weeskist gebracht een obligatie op Eeuwout Dircxx. te Charlois, groot 27 gulden 6 stuivers (Zesde Weesboek van Rotterdam (1561-1581); zie ook het artikel van mr. 0.A. van der Meer in O.V. 1971, pag. 144-184.
♦ Hadewij was gegoed te Charlois en kocht in 1578 en 1582, blijkens rekeningen van de rentmeester van het Domein Putten, tienden onder Charlois; in 1580 gaf zij, als een der belanghebbenden, de dijkgraaf toestemming tot het afdammen van het riviertje de Koedood: (Archief van de Grondheerlijkheid Charlois, inv. nr. 81, "Resolutieboek van Heeren dijkgraaf en hoogheemraden van Charlois", etc., 1567-1713, fol. 111, copie zonder jaartal van de secretaris van Charlois, Leendert Harmensx. van der Schoor, van een overeenkomst d.d. 23 januari 1580, waarbij belanghebbenden, o.a. Hadewy Aertsdochter, wedue van Aelbrecht Pouwekz., hun toestemming geven tot het afdammen van het riviertje de Koedood; Archief van de Hervormde Gemeente te Charlois, inv. nr. 426, rekeningen van de kerkmeesters 1583- 1662, de rekening over 1593: "Noch ontfanghen van goetsgelt van ‘t arffhuys van Hadewy Aerts vij L"; idem, rekening over 1598: "Noch ontfanghen van Aert Eeuwoutsx. van dat zynne moeder in de carck begraven leyt, iiij L x.s." en idem "Noch ontfanghen van Aert Eeuwoutsx. van dat zij 't baercleet op zynne moeders lijck ghehadt hebben x s.”; zie voor hen en hun nageslacht N.L. 1974, kol. 305 vv.
♦ Met ingang van 20-4-1558 pacht hij voor 3 jaar het ambt van schout en dijkgraaf van Charl. voor 35 pnd.; dit wordt verlengd op 20-4-1561 voor 6 jaar; hij continueert de pacht van het schoutambt vanaf 20 april 1567 (eed op 23 december 1566); omstreeks 1575-1576 verzoekt hij de Grafelijkheidsrekenkamer na 1 april 1576 het schoutambt en dijkgraafschap van Charlois zonder enige pacht te mogen bedienen "overmits hy uuyt zaicke van ‘t voorseyde officie dagelicx groote sware lasten moet lyden van 'tcrychsvolckendesoldaten die altyt eerst zyn aanvallende, en dat mede overmits de tegenwoirdighe beroerte de principaelste ingesetenen van Charlois al wechgeloopen ende vertrocken zyn, waerdeur aldair ghely recht geadministreert en wort ende de justitie genoechsaem stille staetâ€; de Rekenkamer verminderde op advies van de rentmeester-generaal Michiel van Beveren daarop de tot dusver betaalde pacht van 25 pond per jaar voor de tijd van drie achtereenvolgende jaren tot 6 pond per jaar; hij continueerde de pacht door het afleggen van de eed op 22 april 1578; "Harman Lenaertsz. schoudt bruijckt vij marghen dat die stede van Rotterdamme mede verhuiert heeft den hoop des jaers vrij gelts voor --- xxxvj L." (Geestel. Goederen Charlois, "guederen tuecomende die Kathuijsers buijten Delft", 12-6-1577)(O.V. 1973, pag 5 en 9).
♦ O.V. 1963, pag. 157.
♦ O.V. 1963, pag. 165.
♦ De wed. van Arien Ariens Salij wordt in het coh. der verpondingen over Barendrecht in de "huysen aan de dijck" aangeslagen voor 6 st. (1632); van dit echtp. is niets met zekerheid te achterhalen; Geertgen Salij dg. Barendrecht 13-3-1615 voor Cornelis Adriaens Salij is niet echt te traceren en haar identiteit is nauwelijks aanwijsbaar; als andere echtgen. komt in aanmerking Volckje Adriaens (getuige in 1619); zie G.N. 1990, pag. 2 ev.
♦ "Lenaert Jorisz. bruijckt zeven hont lants die marghen voor iiij L x sch. dat welcke mede verhuiert es bij de stede van Rotterdamme, mede vrij gelts, facit --- vj L." (Geestel. Goederen Charl., 12-6-1577)(O.V.1973, pag. 5); hij attesteert op 1 juni 1592 tezamen met Ghijs Janssen, ongeveer 72 jaar oud, oud-heemraad van Charlois en ouddijkgraaf van Katendrecht, Bastyaen Adriaensen Slurp, ongeveer 75 jaar oud, Lenaert Hermenssen, secretaris van Charlois, ongeveer 58 jaar oud, en Pieter Willemssen Winter, ongeveer 78 jaar oud, voor schout en schepenen van Charlois inzake de schouw op de zeedijk van Katendrecht, welke certificatie wordt bezegeld door de schout Adryaen Eeuwoutsen en de schepenen Wouter Heyndrixen en Willem Pouwelsen; op de drie opgeplakte zegels komen resp. voor de wapens van de geslachten Verschoor, Verduyn en Schilperoort te Charlois (vgl. de wapens boven het portaal van de toren van de Ned. Herv. kerk aldr.); Cornelis Willemse, gehuwd met Adriaantje Sijmonse, weduwe van Leendert Jorisse Pors den ouden, bekent schuldig te zijn aan de vier weeskinderen van Leendert Jorisse, met name: Anne Leendertse (18), Sijmon Leendertse (14), Marijke Leendertse (11) en Baaltje Leendertse (8), de somma van twaalfhonderd negen en negentig gulden en twee stuivers. hij verbindt daartoe zijn huis, bergplaatsen, erf en schuren staande te Charlois enz. (G.A. Rotterdam, Charlois, inv.nr. 12, 21-12-1602)
♦ Regelm. verm. als belend te Charl. (tot 14-6-1603) ; daarna verkoop van het huis aan Jacob Jacobs, snijder van Kleef (5-5-1606), nr. 15114; koopt vervolgens een verlaten vervallen huisje en erf aan de 's Herendijk voor voor honderdtien caroligulden van de weduwe van Klaas Bastiaanse, timmerman, dat wegens een schuld erop op 2-4-1607 openbaar wordt verkocht; hij is waarsch. de koper, want op 10-5-1610 blijkt hij aan de 's Herendijk te wonen (G.A. Rotterdam, R.A. Charlois, inv.nr. 12).
♦ Verm. als belendend Charl. 8-6-1607; hij is waarsch. dezelde Bastiaen Adriaanse die op 12-2-1611 een hypotheek sluit van tweehonderd Caroligulden bij Pieter Lauwen, het geld wordt belegd op een zojuist gebouwd huis en erf staande en gelegen aan de 's-Herendijk (G.A. Rotterdam, R.A. Charlois, inv.nr. 12, fol. 304).
♦ Huybert Jans Ruyter, gemachtigde van Meeus Leenderts Smeer, Cornelis Leenderts Smeer, oom en voogd van Crijntgen, Adriaentgen en Neeltgen Leenderts, en namens Isaac Leenderts Prost, man van Leentgen Leenderts, en Barent Jorisz, man van Maycken Leenderts, tezamen erfgenamen in de nalatenschap van Leendert Leenderts Smeer, verklaart ontvangen te hebben van Willem Robrechts, man van Lybeth Burchts, wed. van Leendert Leendertsz Smeer wonende in Princelant, de somma van 200 gulden (G.A. Rotterdam, N.A Rotterdam, inv.nr. 106, fol 280, 2-11-1627).
♦ Begr. 1645 (O.V. 1963, pag. 187).
♦ Aangezien het echtp. in 1609 reeds 5 meerderjarige kinderen had, moeten ze zeker voor 1580 gehuwd zijn; hij meerdere malen verm te Charl. (R.A., inv.nr. 12), b.v. als belendend (3-3-1604), als voogd van het weeskind van Cornelis Jacobs en Sijtje Dirks (24-3-1604), sluit een hypotheek af van vierenzestig gulden op twee en een halve morgen vijfenzeventig roeden in het Vrijblok bovendien twee en een halve morgen in het Griffioenblok (2-4-1607).
♦ Mathijs Crijnen sluit een hypotheek bij de kinderen van Pieter Cornelisse en Janneke Jafetse van achtentwintighonderd Caroli gulden, het geld wordt belegd op vijf morgen vier hond land in het Kerkeblok (17-1-1609)(Gem. Arch. Rotterdam, R.A. Charlois, inv.nr. 12); de naam Westduel zal ontleend zijn aan het vijfde tiendblok in de polder Charlois ‘den Westduyl’, alwaar de familie grondbezit had; het geslacht heeft te IJsselmonde en Charlois een belangrijke plaats ingenomen; het toppunt van hun maatschappelijk aanzien werd in 1731 bereikt, toen de 23jarige Cornelis Westduel de ambachtsheerlijkheid Charlois aankocht; hij overleed 10 jaar later als laatste van zijn geslacht (O.V. 1979, pag. 311, idem 2004 pag. 140).
♦ Verm. met grond in Dirk Smeetsland (1-5-1603).
»» De val der mensheid (Cornelis van Haarlem, 1592, Rijksmuseum, Amsterdam) |
♦ Ook zijn broers en kinderen bleven daar lang wonen; Smitshoek gaat naar het oosten over in de Smeetlandse Lagendijk, genaamd "De Laagjes"; mogelijk ontleent de familie aan dit gebied haar achternaam "Lagendijk".
♦ "Gerrit Jacobsz. Roest, overl. 18 juli 1652 en Annitgen Jans Vos, overleden 21 nov. 1654, welk echtpaar met dochter Lijsbeth Gerrits Roest begraven ligt in het familiegraf van Ds. Johannes Vossius te Spijkenisse".
♦ Volgens de kwst. Reijerkerk (internet) is haar vader mogel. Jan Cornelis Doens uit Poortugaal, diens vader Cornelis Doens, diens vader Doen Beijens de jonge maar hiervoor is geen bewijs; de kwartieren van Doen Beijens (van Driel) worden verderop in deze staat verm.; zie ook O.V. 1962, pag. 120.
♦ Hij was meerdere malen geh.; nog jong en onmondig beleend met de hofstede Coudenhoven, een leen van de Hofstad Putten, 9-6-1565; zie voor hem N.L. 1930, kol. 11, O.V. 1962, pag. 118 en O.V. 1987, pag. 85 vv.
♦ O.V. 1962, pag. 118.
♦ Voor 4 pond aangeslagen coh. der verpondingen Charlois (1622)(O.V. 1960, pag. 70-75).
♦ De functie dijkgraaf, die Hendrick meer als 25 jaar uitoefende, zal in latere generaties tot de naam Jongendijckgraef gevoerd hebben; het wapen van Hendrick vertoont drie paalsgewijs geplaatste ketelhaken of schoorsteenhalen; volgens Nederlands Patriciaat (1930) waren de kleuren vermoedelijk: rode ketelhaken op een gouden veld; hij zegelde met dit wapen als dijkgraaf; zie ook N.L. 1989, kol. 88.
♦ Van hem vele akten bekend waaruit blijkt dat hij land aankocht in het oostambacht van IJsselmonde in het Oude Land; uit b.v. R.A. IJsselmonde, inv.nr 183 o.a. "Adriaan Cornelisse te Oost-Barendrecht, man en voogd van Adriana Sebastiaan Andriesse verkoopt aan Huig Pieterse Cranendonck drie m. drie h. land gelegen in 't oostambacht van IJsselmonde in 't oude land, gemeen met Huig Pieterse en de armen van IJsselmonde" (G.A. Rotterdam, R.A. IJsselmonde, inv.nr. 183, 13-6-1594); oud 70 jaar in 1615; zegelt met het wapen Cranendonck, in de schildvoet een jachthoorn en in het linker kwartier 2 hoorns boven elkaar, in het vrijkwartier 2 opstaande zalmen; grafzerk met wapen in de kerk: "HIER LEYT BEGRAVEN HVYGO PIETERS CRANENDONCK HOOGE DYCHHEEMRAET VAN SMEETSLANT. OVT 70 JAEREN. STERF DE 28E AUGVSTI AO. 1615" (het wapen is uitgehakt en ook het helmteken is verwijderd); het is echter bewaard gebleven aan een charter van 2-2-1584 in het archief van de polder Oud- en Nieuw- Reijerwaard (G.A. Rotterdam); zie voor Cranendonck ook "Duizend Jaar Voorgeslacht", K.J. Slijkerman, R'dam 1987, pag. 199 vv.
♦ Op 23-12-1584 wordt zij als dg. verm. te Ridderkerk bij de doop van een kind van Cornelis Pieters Cranendonck alias Bootser (broer van Huyg en halfbroer van Pieter); zie voor dit echtp. ook N.L. 1974, kol. 308, O.V. 1985, pag. 345, N.L. 1989, kol. 105, O.V. 1995, pag. 438, Kronieken 1999, pag. 52, R.A. West-IJsselmonde (15-10-1598), R.A. Oost-IJsselmonde (2-5-1616 en N.A. Oost-IJsselmonde (21-12-1620).
♦ Zie: "Geslachten van het eiland IJsselmonde", dl. 9 (1991), pag. 11-12, N.L. 1991, kol. 420 en O.V. 2003, pag. 43.
♦ Omdat de gegevens zijn overgescheven heb ik hier als overl.plaats Hoogvliet ingevuld, het overl. kan echter ook te Zegwaart hebben plaats gevonden; het is in ieder geval zeker dat een deel van deze (kleermakersfamilie ?) zich van Zegwaart te Poortugaal en Hoogvliet vestigde.
♦ Hij werd na de dood van zijn vader in 1530 beleend met de hofstede "Den Hoeck" te Almkerk (archief van de hofstad van de Binckorst, leenregister fol. 30v.); verm. in het testament van pastoor Gerrit Jans van Clootwijck te Capelle (1-4-1542) waar hij als executeur en patroon van een deel van het testament wordt aangeduid, tevens zelf een "fluweelen wanbuis" etc. erft (Tax. 1923, pag. 143-144 en 147); mutueel testament met zijn vrouw te Capelle op 8-8-1543.
♦ Bezat tijdens haar weduwschap volgens Tax.`1922, pag. 270, liever gebruikster en erfgen. van een deel van de pastorie te Capelle van haar zwager mr. Gerrit Jans van Clootwijck voor en na diens overl. omschreven als een "eene kamer en opkamer, benevens de schuur en een gedeelte van den tuin levenslang in gebruik ende dat om dien ghetrouwen dienst die zij hem ghedaen heeft ende noch doen zal, alzoe lange als zij 't leeft".
♦ Op 17-2-1592 wordt een leen van Montfoort, nl. Capelle in het baljuwschap Schieland, groot 12 m. met een huis erop voor hem gesplitst (zie G.A. Rotterdam, O.R.A. inv.nr. 18 (17-05-1592) en O.V. 1972, pag. 89); hij droeg de helft van het leen op 25 mei 1600 over aan zijn zwager Cornelis Pietersz; in 1600 werd hij aangeslagen in het haardstedegeld van Capelle a/d IJssel voor een eigen huis met een schoorsteen (G.A. Rotterdam, O.N.A. inv.nr. 113) en hij bezat in 1608 volgens het morgenboek 16 m. 4 h. en 25 r. aldr. (G.A. Rotterdam, O.N.A., inv.nr. 45); Adriaen maakte zijn vrouw en kinderen in 1623 (lijftocht aan dit leen) tot legale erfgenamen
♦ De reeks zou verder gaan: Cornelis Wiggers - Wigger Mathijs, steenbakker
»» Klaagzang bij de dode Christus (Maerten van Heemskerck, 1566, Stedelijk Museum Het Prinsenhof, Delft) |
♦ O.R.A. Werkendam, inv.nr. 809; stamvader van een Werkendams geslacht van vissers, herbergiers, schepenen, ouderl. en diakenen.
♦ Hij is eigenaar van een perceel grond aldr. van 51 r. in de bocht van de Dijk bij de Kerkstr.
♦ Hij test. Werkendam 12-3-1628 waarbij hij aan zijn zoon Jan "alle sijne vischgereetschap" vermaakt.
♦ GTMWB jrg. 19, pag. 90; de overl.datum werd gevonden via de Dingrol en een akte van Transport.
»» Waarzegster met een goedgelovige (Lucas van Leyden, 1508/10, Musée du Louvre, Paris) |
♦ Na het overdragen lijken de Wijtvliets te zijn verdwenen uit Dussen; rond 1590 duikt het geslacht op in Heusdense aktes, vrijwel altijd in verband met bezittingen in Veen en is de achternaam veranderd in Wijflith; zie verder O.R.A. Heusden, inv. nr. 430, fol. 46, idem inv. nr. 431 (15-10-1598), idem inv. nr. 463 (23-8-1631) en inv. nr. 468 (12-4-1635).
♦ Zie voor hem en zijn voorouders o.a. GTMWB jrg. 27, pag. 190, 194-195.
♦ Voor zijn geboortejaar zie R.A. Heusden, inv.nr. 201, 4-7-1585 en ook onbekend inv.nr., 9-5-1594.
♦ Hier zijn 2 interpretaties van de vervolgkwartieren mogelijk, nl. bovenstaande, ontleend aan de geneal. site "Genealogy Spiering - Spierings - Spieringhs Genealogie" op het internet, maar een andere interpretatie is Cornelis Claes Spieringh, geb. Veen ca. 1538 (oud 80 jaar op 3-4-1618), tr. Dirckske Peeters, geboren ca. 1542 (oud 90 jaar op 3-12-1632); voorlopig volgen wij -onder voorbehoud- de bovenstaande kwartieren
♦ Hij ontvangt op 22-9-1564 "5 morgen land in een weer van 8 morgen aan de Werken, strekkend tot de Vicen" (O.V. 1986, pag. 46).
♦ Naar hem genoemd de Damenweer, het land op de grens van Werkendam en de Werken.
♦ Hij vraagt op 23-1-1557 beleend te mogen worden met een perceel onder De Werken dat eertijds aan zijn vader toekwam en nu in het bezit is van Gherit Hermanssoene, zijn stiefvader. (Het gaat hier waarsch. om de helft van het Leenweer; verder onderzoek in leenregisters zal uitkomst moeten bieden.
♦ Zij wordt in 1569 beleend met de helft van het Leenweer, de andere helft heeft zij in vrij eigendom (Zie GTMWB jrg. 21, pag. 173 en jrg. 23. pag. 40).
»» Maagd met kind, de Heilige Anna etc. (Lambert Sustris, Galleria Borghese, Rome) |
♦ Leenk. van Holland, repert. op 't kwartier van Altena, fol. 248.
♦ Kwst. Prometheus XVII; A.R.A., Leen- en Registerkamer inv.nr. 133, F. 281 (7-9-1622); G.A. Dordrecht, inv.nr. 500 (11-12-1600); G.A. Dordrecht, Weeshuis, inv.nrs. 119-147 ; G.A. Dordrecht, Weeshuis, inv.nr. 355, fol. 137 "bijgeschreven ofte Barent Ariensz."; R.A. Hardinxveld, inv.nr. 14 (17-4-1649).